Een ondernemer vroeg mij laatst: “Hoe kan het dat mijn buurman over een deel van zijn winst maar 5% vennootschapsbelasting betaalt, terwijl ik 25% betaal in Nederland? Is dit waar?”. Ik bevestigde hem dat dit inderdaad mogelijk is, maar helaas zijn er bij ondernemers nog veel misvattingen over de werking van de innovatiebox. Hierdoor lopen een groot aantal ondernemers een zeer interessant belastingvoordeel mis.
De kern van de regeling is, dat ondernemingen (alleen B.V.’s) over het innovatieve deel van hun winst slechts 5% vennootschapsbelasting betalen. Om te kunnen voldoen aan deze fiscaal gunstige regeling, hoef je geen patent of octrooi te vestigen op je product of dienst. Indien je als onderneming voldoet aan de WBSO-regeling is er reeds een basis voor toepassing van het lage vennootschapsbelastingtarief over het innovatieve deel van de winst.
Het doorontwikkelen van een product kan in aanmerking komen voor de innovatiebox, net zoals een meer alledaagse innovatie. Het gaat dus niet alleen om fysieke producten, maar ook bijvoorbeeld om de ontwikkeling van software.
Uit ervaring weet ik dat samen met de belastingdienst er goede afspraken gemaakt kunnen worden over de berekeningsmethodiek van het deel van de innovatieve deel va de winst. Uiteraard is een goede voorbereiding en onderbouwing van de methodiek essentieel, om te komen tot een succesvolle onderhandeling met de belastingdienst. Deze afspraken gelden in veel gevallen voor een periode van vijf jaar. Zelfs in situaties waarbij de onderneming thans nog verlies maakt, kan het regelen van de afspraken rondom de hoogte van het deel van de toekomstige innovatieve winst interessant zijn.
De vennootschap kan om toepassing van het lage vennootschapsbelastingtarief over de (innovatiebox)winst verzoeken tot het moment waarop de definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd.
De stelling dat deze regeling alleen iets is voor hightech bedrijven is zeker niet waar. Onderzoek zelf goed de mogelijkheden voor uw onderneming voor toepassing van de innovatiebox.